Mijn column: Ongedocumenteerde vluchtelingen
Op werkbezoek bij een opvang voor ongedocumenteerden.
Laatst vroeg vrijwilliger Hilde of ik een keer met haar mee wilde gaan naar Toevlucht, een locatie waar ongedocumenteerde Utrechtse vluchtelingen een slaapplek krijgen. Volmondig riep ik ja en snel was een afspraak geregeld.
Het is woensdagavond 19.45. We komen aan bij een groene deur, midden op de Maliebaan. We hebben een tas gevuld met druiven, banaan, brood, melk en pepernoten meegenomen. Onze eigen tassen gooien we op het bed in een tweepersoonskamer. Dit is de komende nacht Hilde’s slaapkamer. Twee keer per maand slaapt ze hier. En zij is niet de enige. Dertig Utrechters slapen een nachtje per maand in dit kamertje. Dankzij de inzet van deze helden blijft de opvang voortbestaan.
Het verhaal van Toevlucht begon ongeveer vijf jaar geleden. Destijds was er voor deze ongedocumenteerde mannen nog geen slaapplaats. Veel Utrechters vonden het onmenselijk dat zij op straat moesten slapen. Ook deze jongens hebben het recht op een opvang tijdens de wintermaanden, protesteerden ze. De gemeenteraad besloot dat er voor hen extra plekken moesten komen binnen de regeling van Bed, Bad, Brood en Begeleiding. Sindsdien werken diverse organisaties samen om de ongedocumenteerde jongens een kans te geven op een menswaardig bestaan.
Het is inmiddels 20.00 uur. De bewoners druppelen langzaam het gebouw binnen. Ze begroeten ons en laten hun identiteit bewijs zien voor de registratie. Hun paspoort is een stukje A4 papier met cijfers gehuld in een plastic hoesje met gaatjes. Sommige bewoners vertrekken daarna richting hun vier persoonskamer en blijven daar de hele avond. Anderen zoeken de gezelligheid op van de woonruimte. Een viertal kruipt achter de voetbaltafel, waar ze stilletjes starten aan een potje voetbal. Een van de jongens kijkt tv, een ander zit in een hoekje onopvallend muziek te luisteren.
De klok slaat 20.45. Hilde zet thee in de keuken. Ik loop wat rond.
In Farsi vraag ik aan een Afghaanse jongen:
“Hoelang ben je hier in Nederland?”
“Spreekt u Farsi???” vraagt hij mij met grote ogen en een kleine glimlach.
“Klopt, ik spreek nog vloeiend Farsi. Op mijn 15de ben ik uit Iran gevlucht naar Nederland. Lang geleden inmiddels. De tijd gaat snel.”
“Ik woon nu 3 jaar in Nederland. Sinds 9 maanden leef ik op de straat en ben ik illegaal.”
“Dat lijkt me vreselijk, om in onzekerheid te moeten verblijven.”“Ik kan nooit terug.” zegt hij. Hij vertelt me niet waarom. Maar ik voel door de trilling in zijn stem de ernst van de situatie. Zwijgend kijken we elkaar even aan.
Mijn gedachten gaan uit naar de demonstratie op 6 oktober tegen het uitzetten van Afghaanse vluchtelingen. Ik word gesterkt in mijn gevoel dat het belangrijk is dat ik daar met GroenLinks aanwezig ben. Om in stilte te protesteren tegen het landelijke vluchtelingen beleid.
Het is 22.00 uur. Inmiddels heb ik ook het bestuur van Toevlucht uitgebreid gesproken. Met een rugzak vol informatie besluit ik dat de avond voor mij erop zit.
“Wat vond je ervan?” vraagt Hilde. Ik kijk haar aan.
Woorden schieten me tekort om mijn gevoel te omschrijven.
Er was stilte. Geen woorden. Geen taal. Geen gezicht. Geen perspectief.
Wat me wel opviel was dat ondanks het onzekere bestaan ik de jonge mannen oprecht zag genieten van het contact met de vrijwilligers en het gevoel om voor een paar uurtjes ergens ‘thuis’ te zijn. Die avond besefte ik me des te meer hoe belangrijk het is dat Utrecht in de nieuwe coalitieplannen blijft zorgen voor Bed, Bad, Brood en Begeleiding voor mensen zonder papieren en zonder een plek om naar toe te gaan.
Dankzij een initiatiefvoorstel van GroenLinks Utrecht kunnen ongedocumenteerden straks ook cursussen en praktijkleertrajecten volgen om te werken aan hun toekomst. Ook in het komende periode blijven we ons inzetten om van Utrecht een ruimte te maken waar iedereen zich in thuis voelt. Daar ben ik als raadslid heel trots op!